26 december 2015
“Attention please. Carrying weapons is prohibited in all parts of the airport. Thank you. Toda.” Welkom in Israël. Moet ik daaruit afleiden dat wapendracht buiten de luchthaven dan wel is toegestaan? Affirmatief, zal ik al vlug merken.
“Can I follow you?” hoor ik als ik een treinticket naar Akko bestel. Ik zie er blijkbaar uit alsof ik de weg hier weet, en neem met plezier de vriendelijk uitziende mevrouw onder mijn hoede. Nancy blijkt een Amerikaans-Joodse te zijn van Iers-Slowaakse afkomst, die in Israël is voor hetzelfde evenement maar met andere bedoelingen. Als vertegenwoordiger van Lyon & Healy zal ze na het gebruik van haar harpen, zoveel mogelijk ervan proberen te verkopen. Op de trein zie ik ineens een jongeman in burgerkledij de wagon binnenstappen, een machinegeweer nonchalant over zijn schouder. Mijn hart gaat even sneller kloppen. “Euh, is dit normaal?” vraag ik aan mijn reisgenoot. Zij glimlacht en keuvelt lustig verder. Ware het niet dat ik uit een militair beveiligd Zaventem vertrokken was (we schrijven één week na Parijs), dan zou ik nu voor het eerst in mijn leven zo’n wapen in het echt hebben aanschouwd. Naarmate de reis vordert, wen ik aan het zicht: jonge mannen al dan niet in het groene legeruniform, het wapen losjes over de schouder alsof het de dagelijkse werkelijkheid is. Wel, het is de dagelijkse werkelijkheid. In Israël heeft iedereen twee tot drie jaar verplichte legerdienst, en mag tijdens die periode vrij met wapens rondlopen. Later in een jeugdherberg een groep jongeren op overnachting: de begeleiding verschijnt ’s morgens gewapend aan het ontbijt. Wel, of je dat gewapend kunt noemen weet ik eigenlijk niet, het lijkt wel een modeaccessoire. Wij lopen ’s avonds door Akko’s kleine straatjes en mengen ons onder de Arabische bevolking. Enige wapen: een ontwapenende glimlach.
De wapendracht is een goed kenmerk om de (etnische, al dan niet religieuze) Joden te herkennen. De niet-Joden zijn namelijk van legerdienst vrijgesteld. Een vergiftigd geschenk, maakt Bilal mij duidelijk. Bilal is een Israëli van Palestijnse afkomst, of een Palestijn met een Israëlisch paspoort. Ik ontmoet hem als gids die ons een alternatieve kijk biedt op de stad Haifa. Volgens de toeristische brochure: een oud Joods dorpje dat uitgroeide tot de derde grootste stad van Israël. In werkelijkheid: een Palestijnse grootstad die onder bevel van Ben Goerion (de eerste premier van Israël) met de grond gelijk werd gemaakt. De inwoners werden verjaagd, aan de kust stonden Britse schepen klaar om de Arabieren weg te voeren en het land vrij te maken. De overblijvende woningen werden ingenomen door de nieuwe immigranten, de Arabische straatnamen gewijzigd, sporen gewist. Bilal is een vluchteling in eigen stad. Zijn ouders werden destijds uit hun huis gejaagd, hadden de moed om terug te keren maar niet het recht om hun eigen huis terug te bewonen.
De vrijstelling van legerdienst betekent voor Palestijnse Israëli’s dat een heleboel andere rechten hen ontnomen worden. Heel wat beroepen zijn enkel toegankelijk na legerdienst. Legerdienst geeft voorrang bij het zoeken van verblijfplaatsen, bijvoorbeeld tijdens universitaire studies. Een Israëli van Palestijnse afkomst (of dus een Palestijn belast met een Israëlisch paspoort) kan nooit piloot worden, of op de luchthaven werken, of in veiligheidsdiensten. Hij kan door dat Israëlisch paspoort niet naar de Arabische buurlanden reizen, omdat deze met Israël op voet van oorlog zijn, ook al is zijn verwantschap met deze buren misschien groter (al wil je naar bepaalde Arabische buurlanden ook niet echt reizen momenteel…)
Naast het legeruniform of de wapendracht is er geen manier te vinden om Joden van niet-Joden te onderscheiden. Vele Joden zijn afkomstig uit het Midden-Oosten en hebben diezelfde Arabische trekken. Bovendien spreken ook de niet-Joden Hebreeuws, want dat is de verplichte taal op school. Dat zorgt ook onder de Joden wel eens voor verwarring. Een extremistische Jood wou zich wreken op de steekpartijen die de laatste maanden plaatsvonden door extremistische Palestijnen. Hij wandelde een Arabische winkel binnen en stak een Arabisch uitziende… Jood neer.
“In Akko leven joden, christenen en moslims al eeuwen in vrede samen”, zeggen de toeristische diensten. Als toerist kan je dat onmogelijk ontkennen. Als je door de oude stad wandelt en langs de gezellige marktjes, word je vriendelijk aangesproken, de mensen vragen hoe het gaat als ze je herkennen, vragen of je medicijnen hebt als je er ziek uitziet en bieden je gratis granaatappelsapjes aan als ze een boon voor je hebben. Maar is het een eerlijk samenleven, als enkel de Joodse culturele organisaties gesubsidieerd worden, en niet de Arabische? Als in het theater van Akko Joden op de planken staan en Arabieren in de coulissen?
Nadat Bilal mij met kritische blik en oren gewapend had, besloot ik eens een gewone toeristische toer te doen in Jaffa. Jaffa is een oude Palestijnse havenstad, waaruit de bewoners verdreven zijn tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog in 1948 en dat opgeslokt werd door het nieuwe en hippe Tel Aviv. Van de jonge Israëlische gids kregen we wat fragmenten uit Jaffa’s geschiedenis te horen. Zo vertelt de Bijbel dat Simon Petrus tijdens zijn bezoek aan Jaffa bij Simon de huidenvetter logeerde (huidenvetters leefden nogal aan de rand van de maatschappij wegens de wansmakelijke geur die dat beroep met zich meebracht). Ook werd de stad vele eeuwen bezet door de Ottomanen, totdat tijdens de Eerste Wereldoorlog de Britten de stad veroverden. En alsof de bezettingsgeschiedenis daar eindigde, vertelde ze vervolgens hoe in de kleine straatjes van Jaffa de Israëlische kunstenaarskolonie tot stand kwam: Joodse migranten die niet meer welkom waren in hun land van oorsprong, kwamen hier toe met als enige bezittingen de kleren rond hun lijf, en konden dus opgelucht intrekken in deze leegstaande huisjes. Ik weet niet hoe ze er zo vlot in slaagde de Palestijnen over te slaan in deze geschiedenis, of misschien had ik ergens iets gemist, dus vroeg ik: “Sorry, misschien heb ik iets gemist, maar waarom waren deze huizen leeg? Wat gebeurde er met de Palestijnen die hier oorspronkelijk woonden?” “Wel, dit is eigenlijk een historische rondleiding, maar aangezien er een politieke vraag is gesteld, zal ik ze beantwoorden.” Dus ik had een politieke vraag gesteld: de term ‘Palestijnen’ was gevallen, dat is geen geschiedenis blijkbaar, maar politiek. Toen vertelde ze over de Onafhankelijkheidsoorlog, en wat mensen tijdens een oorlog nu eenmaal doen: vluchten. Een oudere man bracht er tegenin dat er ook heel wat Palestijnen verdreven werden en niet meer konden terugkeren. Opnieuw benadrukte onze gids de historische kant van de rondleiding en daarmee was de discussie afgerond. Voor de gewone toerist die verder geen vragen stelt, gaat de geschiedenis van Jaffa dus over Egyptenaren, Ottomanen, Britten, Simon de huidenvetter en Simon Petrus de apostel, en Israëlische kunstenaars in een eeuwenoud idyllisch stadje. De Palestijnen zijn ergens van de pagina gevallen in het geschiedenisboek.
Je vraagt je misschien af waarom mijn muziekreis resulteerde in zo’n politiek getint verslag. Wel, enkele maanden geleden las ik een brief die opriep tot een culturele boycot van Israël, door niet deel te nemen aan de internationale harpwedstrijd die nu al 19 jaar in dit oorsprongsland van de harp wordt georganiseerd. Ik was toen ongeveer anderhalf jaar bezig dit evenement voor te bereiden. In plaats van een onbeduidend politiek statement te maken en niet deel te nemen, besloot ik mezelf beduidend politiek te informeren. De geachte leden van de jury hielpen mij een handje door mij vroegtijdig uit de wedstrijd te schoppen, waardoor ik de kans kreeg om wat meer rondom mij te kijken. Kennis is waardeloos als ze niet gedeeld wordt, dus voilà, daarom geef ik jullie mijn ervaringen en indrukken mee.
Verder is dit natuurlijk slechts een zeer eenzijdige kant van dit complexe verhaal, namelijk de subtiele onderdrukking van de Palestijns-Israëlische gematigde burger. Ik heb het hier niet over de aanslagen door onderdrukte, extremistische Palestijnen, die doden veroorzaken onder Israëli’s maar evengoed onder eigen volk in de daaropvolgende wraakacties, noch over de kolonisatiewaanzin van extremistische Joden die nederzettingen bouwen in erkend Palestijns gebied, noch over de apartheidsmuren die Gaza en de Westbank afsluiten van de buitenwereld en tot getto’s hebben omgevormd. Het probleem is ruimschoots te complex om te vatten in indrukken van deze veel te korte reis.
Ik kruip voor de eerste keer op een surfplank bij een ondergaande decemberzon. Ook dit is Israël: overal borden dat zwemmen verboden is, overal een aantal zwemmers die dat verbod ongestraft negeert. De kracht van het lauwe mediterrane water en de stevige golven die je terugwerpen op het koude zand in de donkerte van de nacht. En een door angst en geweld geteisterde bevolking die toch een normaal leven tracht te leiden.
Jenna
N.B. Intussen (twee jaar en veel opzoekingswerk later) ben ik ervan overtuigd dat een economische, culturele en academische boycot van Israël, net zoals destijds in Zuid-Afrika, één van de noodzakelijke maatregelen is die we moeten nemen om de Israëlische apartheid te stoppen. Dit ondanks de gigantisch interessante ervaring die ik in Israël heb beleefd zowel op muzikaal als intellectueel vlak door deel te nemen aan deze wedstrijd. Culturele en academische Israëlische instellingen doen consequent mee aan propaganda en het witwassen van de schendingen van het internationaal recht, vanwaar het belang om ook deze aspecten in de boycot op te nemen. De BDS-beweging (Boycot, Divest, Sanctions) heeft als bedoeling de Israëlische regering te boycotten tot ze stopt met kolonisatie en bezetting, de fundamentele rechten van de Palestijnen erkent en het recht op terugkeer van Palestijnse vluchtelingen garandeert.